Bekijk onderstaand filmpje over het aanwijzend voornaamwoord, soms ook wel het demonstratief pronomen genoemd. Lees daarna verder onder de video voor extra informatie.
Een aanwijzend voornaamwoord verwijst nog iets nadrukkelijker dan een ander voornaamwoord naar specifieke personen of zaken. Het kan zowel zelfstandig als bijvoeglijk gebruikt worden.
zelfstandig | bijvoeglijk | zelfstandig en bijvoeglijk |
---|---|---|
degene diegene, datgene | dergelijk(e) soortgelijk(e) zelf | deze, die, dit, dat dezelfde, hetzelfde, een zelfde diezelfde, datzelfde deze zelfde, ditzelfde zo’n, zulk(e) |
De vorm die je moet gebruiken hangt af van het genus van het antecedent: ‘dit’ (dichtbij) en ‘dat’ (veraf) gebruik je voor onzijdige woorden (‘het-woorden’), ‘deze’ (dichtbij) en ‘die’ (veraf) gebruik je voor mannelijke en vrouwelijke woorden (‘de-woorden’).
‘Zo’n’ (= ‘zo een’) wordt alleen gebruikt voor het enkelvoud, ‘zulke’ is de aangewezen vorm voor meervouden of ontelbare woorden.
Vb: Zo’n groot boeket heb ik nog nooit gezien!
Vb: U hebt zulke grote ogen, grootmoeder!
Vb: Ik houd niet van zulke muziek.
Naar het vragend voornaamwoord – Terug naar de algemene woordleer – Naar het voornaamwoord