9.5 Het aanwijzend voornaamwoord

Bekijk onderstaand filmpje over het aanwijzend voornaamwoord, soms ook wel het demonstratief pronomen genoemd. Lees daarna verder onder de video voor extra informatie.

Een aanwijzend voornaamwoord verwijst nog iets nadrukkelijker dan een ander voornaamwoord naar specifieke personen of zaken. Het kan zowel zelfstandig als bijvoeglijk gebruikt worden.

zelfstandigbijvoeglijkzelfstandig en bijvoeglijk
degene
diegene, datgene
dergelijk(e)
soortgelijk(e)
zelf
deze, die, dit, dat
dezelfde, hetzelfde, een zelfde
diezelfde, datzelfde
deze zelfde, ditzelfde
zo’n, zulk(e)

De vorm die je moet gebruiken hangt af van het genus van het antecedent: ‘dit’ (dichtbij) en ‘dat’ (veraf) gebruik je voor onzijdige woorden (‘het-woorden’), ‘deze’ (dichtbij) en ‘die’ (veraf) gebruik je voor mannelijke en vrouwelijke woorden (‘de-woorden’).

‘Zo’n’ (= ‘zo een’) wordt alleen gebruikt voor het enkelvoud, ‘zulke’ is de aangewezen vorm voor meervouden of ontelbare woorden.
Vb: Zo’n groot boeket heb ik nog nooit gezien!
Vb: U hebt zulke grote ogen, grootmoeder!
Vb: Ik houd niet van zulke muziek.

Naar het vragend voornaamwoordTerug naar de algemene woordleer Naar het voornaamwoord