1.4 Werkwoorden vervoegen

Om de werkwoorden te vervoegen, moet je eerst en vooral vertrouwd zijn met de verschillende personen. Leer daar alles over in onderstaande video.

Samengevat: welke personen zijn er?

EnkelvoudMeervoud
1ste persoonikwij
2de persoonjij / ujullie / u
3de persoonhij / zij / het / menzij

Wanneer je de verschillende personen kent, de verschillende vormen van het werkwoord, en ook de verschillende tijden, kunnen we beginnen vervoegen.

We bekijken de drie belangrijkste vervoegingen. Om die correct te schrijven moet je in de eerste plaats goed uitkijken: heb je te maken met een PV of met een VD?

1. PV’s vervoegen in de OTT

binnenkort beschikbaar

2. PV’s vervoegen in de OVT

binnenkort beschikbaar

3. Spelling van het voltooid deelwoord

Om een voltooid deelwoord correct te kunnen schrijven, gebruikt men vaak de regel van ’t kofschip. Bekijk de video om te ontdekken waar dat juist over gaat.

Kort samengevat: als de derde laatste letter van de infinitief in een ’t’, ‘k’, ‘f’, ‘s’, ‘ch’ of ‘p’ is, eindigt het voltooid deelwoord op een ’t’. Is dat niet het geval, eindigt het voltooid deelwoord op een ‘d’.

Voorbeeld:

  • ‘beloven’: ‘v’ is geen medeklinker van ’t kofschip, dus het voltooid deelwoord is ‘beloofd‘.
  • ‘kussen’: ‘s’ is een medeklinker van ’t kofschip, dus het voltooid deelwoord is ‘gekust‘.
  • ‘gooien’: ‘i’ is geen medeklinker van ’t kofschip (het is een klinker), dus het voltooid deelwoord is ‘gegooid‘.
  • ‘betalen’: ‘l’ is geen medeklinker van ’t kofschip, dus het voltooid deelwoord is ‘betaald‘.

Deze regel geldt echter alleen voor regelmatige werkwoorden.

Terug naar de tijden van het werkwoord terug naar de algemene woordleer